Het enige voordeel van het nivelleersysteem is de snelheid van werken.
Een tegelhandelaar zou normaal van al zijn tegels de cataloog van de fabriek in huis moeten hebben, waarin hij de eigenschappen van de tegels kan raadplegen. De betere fabrieken zetten die eigenschappen op hun site in een technische fiche, helaas nooit in het nederlands op een paar uitzonderingen na. Vermeldt de fabriek alleen de gegevens van zijn eigen labo of geen technische fiche, wil dat zeggen dat de fabriek zijn tegels niet laat controleren door een onafhankelijk labo. Dat laatste labo doet testen op de tegels en bepaalt dan de diverse eigenschappen van de aangeboden tegels. De resultaten van die testen worden dan vergeleken met de normen (EN voor de europese, ISO voor de internationale) die gelden voor tegels; de eigenschappen die binnen de toelaatbare normen vallen, mag de fabriek dan vermelden in zijn technische fiche. Het kan zijn dat een fabriek een technische fiche vrij geeft voor maar 1 of een paar collecties of voor alle collecties.
De eerste eigenschap van de tegels zijn de dimensionele afmetingen. Eén van die eigenschappen is de vlakheid ... planarità (italiaans), planeidad (spaans), planaridade (portugees), flatness (engels), planéité (frans), ebenheit (duits). Die wordt aangeduid in procenten : de tegel mag dan een afwijking hebben in concaaf (hol) en/of in convex (bol). Formule omrekening : lengte van de tegel x 1.4 x het percentage. Als in de technische fiche staat dat het procent slaat op de diagonaal, dan is de formule : lengte van de tegel x het percentage. (die 1.4 staat voor het berekenen van de diagonaal) . De fabrieken geven helaas zelden de vlakheid aan voor hun parkettegels. Nu, als de fabriek voor zijn even grote of grotere tegels een laag percentage bekomt, dan zullen hun parkettegels ook aan dat percentage beantwoorden. Een tweede toets is de lengte van de tegels en een derde toets is de prijs van de tegels. Daarnaast komen nu ook de flexibele parkettegels op de markt.
Op you tube staan wat filmkes over dat systeem en op sommige kan je zelfs duidelijk zien dat de aangrenzende tegel uit de tegellijm wordt opgetrokken. Je formuleert het zeer goed : de trektang duwt de spie door de clip en trekt de clip uit de tegellijm tot tegen de onderkant van de tegel en trekt dan de tegel naar boven. Des te meer clips je plaatst, des te meer verbindingen je bekomt tussen de tegels, waardoor de spieën de tegels tegen mekaar vasthouden, zodat ze niet kunnen inzakken. Bij het plaatsen de tegels op de voetjes van de clips, komen ze natuurlijk op de laag tegellijm terecht. Dat wel, maar nadien worden ze eruit getrokken en zal er zeker nog wat tegellijm aan de onderkant van de tegel blijven hangen. Schuif je de voetjes van de clips op de chape, dan trek je tegellijm in de voegen van de tegels - de clips zitten dan vast in de tegellijm, breken niet of moeilijk af en je zit met verharde tegellijm in de voegen. Probeer een clip onder de tegel te steken en plaats er dan een tegel op : de tegel duwt de clip in de tegellijm en daarna trekt de spie de clip uit de lijm tot aan de tegel en dan beiden samen naar omhoog.
Mijn persoonlijke ervaringen : korte formaten zijn meestal zeer goed vlak - 120 en méér zijn gevoelig voor ongelijkheid kwa vlakheid; meestal bolvormig - de duurdere zijn minstens 10mm dik en van goede tot zeer goede kwaliteit. Een gebogen tegel kan je nooit vlak plaatsen, zelfs niet met de sterkste metalen trektang uit het nivelleersysteem. Haal de tegels uit de verpakking en zet ze tegen mekaar, zichtzijde tegen zichtzijde en meet dan het verschil op beide uiteinden : dat wordt het minimale verschil bij niet verspringende voegen, te verhogen met de lengte van de verspringingen. Hoe groter de verspringing van een bolle tegel : des te meer ongelijkheden, niet alleen op de kruistende voegen, maar ook op de beide middelpunten van elke aangrenzende tegel. Een parkettegel, net zoals elke andere tegel, die niet volledig in de lijm ligt, klinkt hol door de lucht eronder.
jp